Natuurlijk wil je in het onderwijs duurzaam inzetbaar zijn en blijven. Het onderwijs is niet iets wat je zomaar kiest. Het moet je liggen en je moet er echt voor willen gaan. Tenminste, zo vind ik dat. Toch kan het soms best pittig zijn. Ook al heb je zoveel plezier in je baan, soms kan het toch teveel worden. Maar hoe kom je daar doorheen? Hoe zorg je er dan voor dat je duurzaam inzetbaar blijft? Wat kun je voor jezelf doen dat ervoor zorgt dat je duurzaam inzetbaar blijft?
De kerstvakantie is voorbij. Eindelijk mag ik weer naar mijn werk. Ik vind het heerlijk om lekker thuis te zijn. Lekker van mijn eigen mannen te kunnen genieten. Waaronder 2 boeven van 2 en 4 jaar. Ze zijn ontzettend ondernemend, willen altijd allebei een andere kant op, ze zijn lief en aanhankelijk, maar kunnen ook heel ondeugend, soms zelfs stout zijn. Ze zijn kanjers in het bloed onder je nagels vandaan halen. En dan toch, als mijn man en ik ’s avonds op de bank zitten, zeggen we tegen elkaar: ‘En toch zijn ze lief, he.’ Als je zelf kinderen hebt, herken je dit ongetwijfeld. Maar na twee weken vakantie is het tijd om weer aan het werk te mogen gaan. Ik ben er klaar voor. Vind ik. Denk ik……. Jawel, ik ben er klaar voor en heb er weer zin in!
We beginnen de eerste dag druk. We openen het jaar met voor ieder kind een glaasje kinderchampagne. Dit moeten we ’s morgens nog wel samen klaarzetten. Het is leuk om al die kinderen zo op het plein te zien. Ze hebben er zin in. Na de opening van het nieuwe jaar, kunnen we dan echt met z’n allen naar de klas toe om te beginnen.
Het wordt een rommelige eerste dag. In de vakantie hebben 3 voetbalteams een beker gewonnen. Die moeten ze natuurlijk laten zien. Er zijn 3 kleuters jarig geweest. Die komen ook nog langs voor een sticker. Dan heeft er iemand nog een zusje gekregen in de vakantie. Hij komt ook langs voor een sticker. En dan zitten er natuurlijk ook 16 kinderen in de klas. Een meisje is ziek. Dan blijven er nog 2 stoeltjes leeg. Van één leerling weten we dat hij pas later in januari terug zal komen. Maar van een andere leerling blijven we in onwetendheid. Dan is er nog een meisje teruggekomen van een lange vakantie bij haar familie. 4 weken is ze weggeweest. Ze heeft het ontzettend naar haar zin gehad, maar ze is ook heel blij dat ze weer terug is. Ze heeft heel veel gemist. Vandaag merken we meteen dat ze hier heel veel moeite mee heeft. Een andere jongen uit de klas is blij dat ze er weer is. ‘Ik heb je tien keer gemist’, zegt hij niet al te hard. Het is dat hij al een kleurtje heeft, anders zou zijn gezicht vast een beetje rood kleuren. Ontzettend lief dat zo’n stoere jongen dit durft te zeggen.
Maar ook hij heeft 2 weken geen school gehad. En ook hij heeft er moeite mee. Hij vindt alles weer saai, dit blijft hij maar herhalen. Hij hoeft dus ook niet op te letten. Tenminste, dat vindt hij. Maar als hij na mijn uitleg aan het werk moet, zegt hij: ‘Juf, ik snap het niet. Kun je me helpen?’. Waarop ik hem zeg: ‘Jij wilde niet naar mijn uitleg luisteren, dan hoef ik het je niet uit te leggen.’ Misschien gemeen, maar ook hij moet leren op te letten. Hij komt er uiteindelijk wel uit met behulp van een andere leerling. Maar ook hij is vandaag weer heel erg aanwezig en vraagt om veel aandacht.
Dan is er nog die ene jongen die teveel vampierenfilms heeft gezien in de vakantie. Hij heeft ook moeite om steeds weer een uitleg te volgen. Ook al probeer ik dit zo kort mogelijk te houden. Hij is zelf een vampier geworden. Bij bijna alles wat hij doet en zegt, is hij een vampier. Zelfs als iedereen zelfstandig aan het werk moet, blijft hij in zijn rol als vampier anderen lastigvallen. Voor de vakantie hoefde ik hem niet vaak te corrigeren, maar wat er vandaag met hem aan de hand is?
En dan dat meisje. Ze kwam ‘s morgens al stijfjes de klas binnen gelopen. Haar gezichtje behoorlijk gespannen. Ik gaf haar even de tijd om wat te ontdooien. Het is voor sommige kinderen heel spannend om na zo’n lange periode weer naar school te moeten, ook al ken je de klas. Maar haar schoudertjes bleven omhoog, haar gezichtje bleef gespannen. Ik heb haar even bij me geroepen. ‘Gaat het goed met je?’, vroeg ik haar. ‘Huh, hoezo?’, zegt ze. Ik pak haar schoudertjes vast en duw ze een beetje omlaag. ‘Je kijkt alsof je het heel spannend vindt allemaal. Heb je een fijne vakantie gehad?’. Ze denkt terug aan haar vakantie en begint me er een beetje over te vertellen. En dan vertelt ze ook dat haar haren pas weer zijn gedaan. Hele mooie vlechten liggen strak over haar hoofd. ‘O’, zeg ik ‘dat doet vast pijn.’ Het enige wat ze zegt is ‘Hmmmm hmmm’ en ze kijkt er pijnlijk bij. Hoe graag ze ook altijd een aai over haar bol wil, ik beloof haar dat ik dit voorlopig niet zal doen. Ook zij heeft vandaag weer moeite om aan het werk te gaan. En rustig op haar plek blijven, zit er niet in.
Het is een rommelig dagje. Gedurende de dag worden we regelmatig gestoord. De kinderen zitten absoluut niet in hun ritme. Sommige kinderen hebben wat meer last van een slecht humeur. Ik merk dit ook bij mezelf. Ik had heel veel zin om weer te mogen beginnen, maar ik merk dat ook mij dit heel wat meer moeite kost dan ik had verwacht. Gedurende de dag heb ik dan ook een aantal momenten waarop ik tot 10 moet tellen, om ervoor te zorgen dat ik rustig blijf naar de kinderen toe. Want ja, wij hebben er samen last van.
Ik hoop dat ik na een goede nachtrust een betere dag zal hebben. Maar als ik ’s morgens wakker word, weet ik eigenlijk al meteen dat vandaag niet veel beter zal worden. De kinderen zijn net als de dag ervoor. Misschien nog wel iets drukker eigenlijk. Hoe ik ook mijn best doe, mijn hoofd raakt steeds een beetje voller. De enige manier waarop ik daar vanaf kom, is sporten. Ik word ontzettend vrolijk van sporten. Alleen deze week heb ik pech. Op mijn sportavond staat een etentje met de medezeggenschapsraad van onze school gepland. In de vakantie dacht ik nog: ‘Ik kan het sporten vast wel een keertje overslaan.’ Op maandag dacht ik daar al anders over.
Toen had ik het plan om woensdag iets eerder te stoppen met werken, zodat ik nog even kon gaan hardlopen. Wat een ontzettende pech! Tandproblemen. Meteen de tandarts maar gebeld. Woensdag kan ik terecht, om 16:50u. Jammer, kan ik nog niet gaan hardlopen. Gedurende de dinsdag besefte ik me dat ik echt nodig moet gaan sporten. Maar ’s middags hadden we een teamvergadering. Ik werd steeds drukker in mijn hoofd en zocht naar een momentje om toch even te kunnen sporten. Die teamvergadering bleek helemaal niet zolang te duren als ik had gedacht. Hij was ruim op tijd afgelopen. ‘Moeten we nog blijven?’, vroeg ik een collega. ‘Nee hoor, volgens mij mogen we gaan’. Normaal ben ik nooit zo vroeg weg, maar nu wist ik niet hoe snel ik weg moest gaan. Ik verwachtte ook dat al mijn andere collega’s wel gauw naar huis zouden gaan.
Thuisgekomen trok ik snel mijn hardloopkleren aan. Ik pakte mijn telefoon om mijn hardloopapp in te stellen. Ik stelde hem in op 7 km. Dan zou ik toch weer een halve kilometer verder rennen dan de vorige keer. En ik ben gegaan. Wat was dat fijn! Toen ik op driekwart van mijn doel was, kwam er ineens een groep collega’s langs gefietst. ‘O nee!’, schoot het even door mijn hoofd. ‘Mochten we dan toch nog niet naar huis?’ Toen dacht ik aan de duurzame inzetbaarheid. Laat dit dan maar een half uurtje zijn dat ik eerder naar huis ben gegaan om duurzaam inzetbaar te zijn. Want laten we eerlijk zijn, dit had ik echt even nodig! Stiekem hoopte ik dat mijn collega’s me niet zouden herkennen in mijn hardloopoutfit. Ze waren bijna voorbij, de voorste collega’s hadden me niet herkend. Een andere collega herkende me wel. ‘Hey!’, riep hij luid. Ik gooide mijn arm in de lucht, zwaaide even terug en liep weer door. Het maakt ook niet uit. Ik voelde me al een stuk beter.
Thuisgekomen controleerde ik mijn telefoon. Ik had onderweg al een geluidje gehoord, ik had mijn doel al bereikt. Thuis zag ik dat ik 7, 3 kilometer had gelopen. Yes, ik ben mijn doel voorbijgegaan! Hierdoor klaarde het nog meer op in mijn hoofd. Het klaarde zelfs zo ver op, dat mijn vingers begonnen te kriebelen. Ik kon niet wachten om aan de laptop te gaan zitten en de afgelopen twee dagen op te schrijven. Want dat vind ik ook zo ontzettend fijn. Het zorgt ervoor dat ik nog meer energie heb om morgen met een opgeruimd hoofd weer opnieuw aan de slag te gaan. En morgen zeg ik weer: ‘Kom maar op, ik ben er weer helemaal klaar voor!’.
Betty Boztay-Meeuwesen januari 2017