Ik kom eerlijk gezegd net kijken met mijn 48 jaar en drie jaar primair onderwijs op de teller. Wel al vaker gewerkt mét het onderwijs, maar pas sinds mijn afstuderen aan de PABO met mijn ziel en hele zaligheid tússen de leerlingen. Ik wilde meer diepgang, wezenlijk contact met de kinderen, voelen wat cultuureducatie écht kan bijdragen in de ontwikkeling van een kind.
Sinds de zomer van 2018 heb ik mijn plek gevonden bij de jenaplanschool Jeanne d Arc in Tilburg. Niet als stamgroepleider, maar als expertleerkracht kunst & cultuur. Dat heeft na een jaar aftasten zijn weg gevonden in een atelier voor onderzoek en beeldende vorming. Daarnaast stippel ik met mijn mede-ICC’er het CMKT traject uit voor de school en probeer ik zoveel mogelijk de buitenwereld naar binnen te halen en andersom. Want leren doe je overal en van iedereen.
Dit jaar was enorm ingewikkeld, vooral voor de kwetsbare doelgroep in onze wijk. Kinderen van lager opgeleide ouders hebben het al niet makkelijk, maar al met de eerste lockdown in maart werd ons direct duidelijk: de Jeanne d’Arc kán helemaal niet dicht. Wij moeten contact blijven houden met kinderen uit gezinnen waar het thuisonderwijs onder druk staat, omdat kinderen niet rustig kunnen werken of zich zelfs door alle hoogspanning niet veilig voelen. De school is een haven van rust, saamhorigheid, waar we alles met elkaar delen: van een goed ontbijt tot de verhalen over dat rotvirus.
Tijdens die eerste lockdown, maar ook na de zomervakantie, voelde ik meer dan ooit de urgentie van het atelier. Het is de plek waar kinderen zich uitspreken, al pratende tijdens het schilderen of kleien, maar ook vooral in hun werk. En dat uitspreken is normaal al lastig genoeg, niet elk kind is de Nederlandse taal voldoende vaardig, zelfs niet in de bovenbouw. En hoe ouder het kind, des te groter de frustratie als hij (of zij) zich niet kan nuanceren, of kan uitleggen wat hij voelt. Die frustratie komt er uit, hoe dan ook. Er vliegt geregeld wat door de stamgroep, ruzies en hoogoplopende emoties zijn aan de orde van de dag. In het atelier lijkt dat te kalmeren. Hier hangt de witte vlag. Gaat de energie van het piekerende hoofd of de emotie van het hart naar de handen. Die handen die iets kunnen maken, die zich uitspreken.
Dat brengt mij op mijn onderwijsmoment van 2020. Een Syrische jongen uit groep 7-8 heeft het pittig, al een hele tijd. Hij voelt niet altijd de aansluiting in de klas, kiest meestal voor de aanval als beste verdediging, verbloemt zijn matige taalbeheersing met een hoog volume. Ik zie een jongen die maar geen grip krijgt op dynamiek van de klas, laat staan de wereld om zich heen. En nee, hij wil helemaal niet naar het atelier, geen zin! Na een voor mij ongewoon ferme ‘hoppekee, mee jij’ loopt hij toch achter me aan. De rest van het groepje heeft al een werkplek gevonden. Ze gaan aan de slag, want in het atelier is zelfstandig werken de aanvliegroute.
Ik vraag naar zijn voorkeur, voor welk materiaal, welke hoek kiest hij? “Niks. Hoeft niks, wil niks.” Hij ploft op een stoel en zet zijn meest arrogante gezicht op. Ik ga rustig naast hem zitten en kijk hem niet aan, maar pak wat hout, een hamer en spijkers. “Ik zal je helpen, laten we samen een start maken.” Ik blijf heel rustig, hou ‘m erbij, leg hem steeds een keuze voor, alles in superkleine stapjes. Zo bedenken we samen een werkje. Hij wil een kerstboom maken, maar thuis vieren ze geen kerst. Toch gaan we die boom gewoon maken, voor in de klas, daar zal de juf blij mee zijn. Er ontstaat tijdens het maken een proces van voorzetjes en inkoppen, van vragen over de islam en het christendom naar antwoorden die we vinden op onze school, de plek waar alle religies samen komen. Een geven en nemen, letterlijk met het werk in onze handen. Het hoofd raakt leeg en vult zich met nieuwe gedachten. Het hart klopt een stuk rustiger en vult zich langzaam met trots.
De jongen zet zijn kunstwerk onder de versierde kerstboom in de klas. Zijn juf geeft ‘m precies de warme bevestiging die hij verdient. We kijken elkaar voldaan aan. We hebben het geflikt met z’n tweeën.
Is cultuureducatie een doel of een middel? Wat mij betreft allebei. Het werkproces staat voorop in het atelier en dan ligt het maar net aan het kind waar dat proces op moet inzoomen. Waar we uitkomen is vaak een verrassing. De lat komt soms hoger te liggen dan ik vooraf bedacht had. En ik stel zeker eisen. Maar kinderen die veiligheid, vrijheid en goed materiaal krijgen, willen vaak nog meer. Ze laten mij in het atelier zien dat ze kunst durven te maken. Maar ook dat ze een verhaal hebben dat ze willen delen. Dat ze iets van zichzelf willen laten zien, en dat is altijd goed. “Een kind heeft 100 talen,” stelt de Italiaanse pedagoog Loris Malaguzzi, (Reggio Emilia), laten we dus goed kijken en luisteren.
Gwen Sengers is expertleerkracht Kunst & Cultuur aan de Jenaplanschool Jeanne d’Arc in Tilburg Oud-West. Gwen werkt ook bij Theaters Tilburg als cultuureducator en programmeur van schoolvoorstellingen.