We staan klaar om naar de gymzaal te gaan. De klas is onrustig, de kinderen zijn aan het kletsen en dralen een beetje rond in iets wat een rij zou moeten zijn. Ik probeer de rust in de rij terug te krijgen door te zeggen dat ik graag wil vertrekken, maar dat dat pas kan als we allemaal rustig zijn. Eindelijk wordt het stil en staan de kinderen naast hun maatje in een redelijk nette rij. En dan ineens zie ik vanuit mijn ooghoeken dat Bianca, midden in de rij, een gemene trap tegen haar enkel krijgt.
Iets te fel reageer ik op het kind dat de trap uitdeelt en na een halfslachtige “sorry” lopen we eindelijk naar de gymzaal.
Als we later die middag terug in de klas zijn, Praten we met elkaar. Ik zeg dat ik ze iets wil vertellen over toen ik zelf op school zat. Ik begin met te vertellen dat als ik terugdenk aan school ik vooral denk aan bepaalde mensen. Dat ik als ik ze zag ik een hele poos alleen maar kon denken: ik haat je. Zo boos was ik. Gelukkig is dat na een tijd veranderd. Maar iets leuks kan ik echt niet over ze zeggen. Ik vraag hoe zij het zouden vinden als iemand na 10 jaar alleen nog maar nare dingen van je weet. Dat je niet bekend staat als de klasgenoot die goed kan voetballen of grapjes maakt, maar dat de enige herinnering is dat je schopte en gemeen deed. We komen tot de conclusie dat dat niet leuk is. Dat die ene schop voor degene die schopt iets heel kleins is, maar dat dat voor de ander heel naar en pijnlijk kan zijn. Dat het zelfs zo kan zijn dat die ene schop een schop is van X maar dat A B en C ook gemeen en onaardig doen… en dan is het niet zomaar meer een keer een schop… dan is het stelselmatig en dat zorgt voor onveiligheid en verdriet… zo hebben we een mooi en open gesprek, zonder iemand te straffen of voor paal te zetten. We hebben het erover dat het de verantwoordelijkheid van ons samen is dat een ieder zich prettig voelt. Je hoeft geen vriendjes en vriendinnetjes te zijn, je hoeft geen speelafspraakjes te maken, maar we gaan wel op een fijne manier met elkaar om.
Suzanne Corro