Degene voor wie Mokums niet direct gesneden koek is, zou kunnen denken dat Johan Cruijff gezegd heeft: ‘Je gaat het passie als je het doorhebt.’ Maar Cruijff was als voetballer en trainer een vakman, dus dat kan ik me maar moeilijk voorstellen.
Van de ene JC naar de andere JC is, gezien de religieuze status van sport in het algemeen en voetbal in het bijzonder, maar een kleine stap. Van de andere JC hebben we geleerd dat je met passie maar beter kunt oppassen. Passie en hartstocht zijn synoniemen en ‘tocht’ betekent in het woord hartstocht ‘trekken.’ Iets trekt aan je hart. Dat doet pijn. Passie, een woord dat aan het begin van de dertiende eeuw onze taal binnensloop, betekent lijden. Dat is niet zo verwonderlijk, want passie verwijst naar het lijdensverhaal van Jezus Christus. In elke katholieke kerk hangen de staties, die het lijdensverhaal uitbeelden. Passie is prachtig, maar ook afschuwelijk, denk ik telkens als ik de veertien schilderijen zie.
Met veertien zijn we weer terug bij de sport. Overal ter wereld en zeker in Nederland wordt Cruijff aanbeden. En ook voor andere sporters is er religieuze ruimte in ons hart. Denk maar aan de man die onlangs door de Friese wateren ploegde. Overal werd gejuicht en in elke stad werd de poorten voor hem geopend. De zwemtocht van Maarten van der Weijden werd door Volkskrant-columnist Sander van Walsum ‘een meerdaagse hoogmis gecelebreerd op de oevers van de Friese wateren’ genoemd. Ik bedoel maar.
Er is nog een derde JC die ik dit verband met passie wil noemen. Julius Caesar stierf dan wel onder de dolkstoten van anderen én Brutus, maar heeft met het oversteken van de Rubicon laten zien dat strategisch vakmanschap toch een betere verklaring is voor het succes dat hij bereikte bij zijn tocht naar het absolute leiderschap in de Romeinse republiek dan passie.
Met passie met je voorzichtig zijn, zo zou ik de lezer willen voorhouden. Passie kan ook nooit voldoende zijn om goed te worden of te zijn in een vak. Ik heb een passie voor schrijven, maar een schrijver zal ik nooit worden. Ik heb een passie voor zingen, maar wie naar mij luistert weet hoe een lijdensweg klinkt. Nee, als het om onderwijs gaat, dan kun je maar beter op een andere manier tegen je werk aankijken. En die kijk heet vakmanschap.
De Amerikaanse socioloog Richard Sennet stelt in De Ambachtsman dat vrijwel iedereen een goede vakman kan worden. Dit is ook wat ik zeg tegen studenten die aan het begin van hun opleiding staan. Ze beginnen aan een tocht die hen van leerling via gezel tot meester zal brengen. Dat is een lijdensweg, zonder meer, maar die kun je alleen afleggen als je stap voor stap beter wordt in je vak. En daar is passie niet per se bij nodig, eerder kennis en inzicht in de processen die binnen lesgeven een rol spelen.
Maar ik wil de passiespelers in het onderwijs niet direct afserveren. Misschien is het wel zo dat je passie ontwikkelt tijdens je leertocht. Dus dat je, omdat je meer grip krijgt op het vak dat je uitoefent dan wel gaat uitoefenen, passie gaat voelen. Ik heb dat nooit zo gezien dan wel gevoeld. Ik noem het eerder voldoening. Je probeert goed werk te leveren en als dit lukt geeft dit een voldaan gevoel. Voldoening is een woord dat geeft, het vult, in plaats van dat het iets leeg trekt. Een vakman lijdt dan ook niet. Die geniet. Maar goed, misschien ga je dat pas zien als je het doorhebt.
Martin Bootsma