Wat mij betreft had heel dat onderwijsjaar 2018 overgeslagen mogen worden. Net als het thuisjaar 2018 overigens. Een sterfgeval in de privésfeer, kinderen die het moeilijk hadden met de taken op school en hun docenten, en allerlei andere situaties die de nodige stress veroorzaakten. Tot overmaat van ramp hadden we met onze afdeling van het ROC ook nog eens enkele onvoldoendes gekregen na een inspectieonderzoek.
Sowieso leek 2018 wel het jaar van de dramatische toestanden na inspectieonderzoek. Op een vmbo-school in Maastricht had de onderwijsinspectie de diploma’s van 354 leerlingen afgekeurd, niet omdat ze hun eindexamen niet hadden behaald, maar omdat de schoolexamens niet aan het schoolprogramma voor toetsing hadden voldaan. Als ervaringsdeskundige weet ik inmiddels hoe belangrijk procedures en aantoonbare afspraken zijn voor inspecteurs. Onderwijskwaliteit moet iets meetbaars zijn, anders kan ze niet bestaan.
Nu was het bij mij in de privésfeer al een zwaar jaar, maar hoe moeilijk moet het jaar niet zijn geweest voor de partners van de onderwijsinspecteurs? Ik zie de gesprekken al zo voor me: “Zo, Albert, ik vond het best een gezellig feest bij Jan-Willem en Gerda.” “Ja, Hermien, dat zeg jij nou wel, maar ik zie geen enkel aantoonbaar resultaat daarvan.” “Hoe heb jij het ervaren, dan?” “Nou, ik heb enkele één op één-gesprekken gevoerd met wat andere gasten, en naar aanleiding daarvan kom ik tot heel andere conclusies. Zo is mij verteld dat de gastvrouw regelmatig haar stem moest verheffen om boven wat luidruchtige bezoekers uit te komen. Naar aanleiding daarvan mag ik wel concluderen dat in elk geval het pedagogisch-didactisch klimaat beneden peil is.” “Vind je dat niet wat kort door de bocht, Albert?”
“Volstrekt niet, Hermien. Het is de meetbare waarheid. Verder was er volstrekt geen kwaliteitscultuur en kwaliteitszorg aanwezig bij de organisatoren. Ook dit weet ik uit de één op één-gesprekken, maar ook naar aanleiding van andere meetbare resultaten. Zo hebben enkele ondervraagden langer dan vijf minuten moeten wachten op een versnapering, en op het toilet boven was de reservevoorraad toiletrollen niet afdoende.” “Ja maar Albert, je kunt toch niet ontkennen dat de sfeer goed was? Ik heb erg gelachen met Kees-Jan en Karin die over de tennisclub vertelden.”
“Goed mogelijk, maar dat is slechts anekdotisch bewijs. Wie zegt mij dat zoiets niet met de kwaliteit van de grappen heeft te maken, maar met het onderontwikkelde gevoel voor humor van de ontvanger binnen de communicatie? Hoe dan ook, je ziet er bewezen lekker uit. Zullen we straks eens flink de liefde bedrijven nu Diederik en Carla uit logeren zijn?” “Ik moet jouw licentie daarvoor helaas intrekken, Albert. De vorige keer heeft dat tot welgeteld één bewezen orgasme geleid, en dan ook nog eens enkel aan de kant van de gever. Verder was dat ruimschoots voor de vooraf vastgestelde tijd die we aan deze activiteit zouden besteden, dus ik keur jouw inspanningen af wegens ernstig tekortschieten in kwaliteitszorg en kwaliteitscultuur.”
Enfin. Het leek alsof het niet slechter kon. Maar het goede nieuws is dat we als docententeam enorm hard gewerkt hebben om de verbeterpunten aan te pakken. Met resultaat, mag ik wel zeggen. Het ziet er naar uit dat we ons recht op voortbestaan als opleiding behouden hebben, op de valreep van afgelopen jaar. Complimenten voor mijn collega’s, en ook voor degenen die ons aangestuurd hebben in dit proces. Want neem maar van mij aan: het toewerken naar een afsluitende voldoende voor een heronderzoek heeft nog heel wat voeten in de aarde.
Onderdeel van dat herstelproces was een coachingstraject voor ons team, waarin gewerkt werd aan de verbetering van onze pedagogisch-didactische vaardigheden. En daar werd ik geconfronteerd met wat voor mij dé opmerking van afgelopen jaar was. De coach die mij begeleidde vatte mijn les namelijk met de volgende oneliner samen: “Jij doet alles op relatie.” En daarbij keek ze alsof dat geen compliment of verdienste was. Dat bleek ook al snel: ik had in mijn les voortdurend de ouderwetse lesboer uitgehangen. Die weliswaar een uitmuntende sfeer, orde en goed contact met zijn leerlingen in de klas had, maar die niks aan leuke en activerende werkvormen deed.
Ik zal het maar eerlijk bekennen: van mij hoeft een les geen imitatie van een wervelende videoclip vol afwisseling te zijn. Als beelddenker werk ik wel vaak met filmmateriaal of een Kahoot, maar de “check in duo’s”, “evaluatievragen”, “mindmaps” en andere trendgevoelige werkvormen kunnen me eerlijk gezegd gestolen worden. Ik kan dat toegeven. Voor mijn niveau 2- leerlingen en ICT’ers, vaak mensen met een achtergrond in speciaal onderwijs of met een zorgarrangement, vind ik het veel belangrijker dat ze zich veilig voelen, en dat ze een relatie met hun docent hebben.
Maar denk nu alsjeblieft niet dat het makkelijk is om “alles op relatie te doen” in de klas. Zeker niet nu we zien dat “straatgedrag” steeds vaker de norm lijkt te worden voor een bepaald type leerling. Straatjongeren zijn de moeilijkste leerlingen om een relatie mee aan te gaan. Omdat deze jongens en meiden vaak al beschadigd zijn door negatieve ervaringen met autoriteiten, opgedaan in hun verleden. Probeer dan nog maar iets “op relatie” te doen.
Helaas is onderwijs vaak een afspiegeling van de maatschappij. “Alles op relatie doen” lijkt haast iets minderwaardigs te zijn. En voor het gemak vergeten we maar even dat juist een relatie onderhouden keihard werken is, en niet zomaar iets wat je aan komt waaien. De toename van het aantal echtscheidingen is, volgens mij, best af te remmen als meer mensen zich zouden realiseren dat een relatie “werk in uitvoering” is.
Nu weet ik dat het voor sommige van mijn collega’s lijkt alsof het maar makkelijk is, een goede relatie met je studenten opbouwen. Je hoeft maar een beetje tof te doen en vriendjes te zijn met ze, en de leerlingen lopen met je weg. Neem maar van mij aan dat het niet zo werkt. De docent moet wel degelijk de leiding hebben en aan de touwtjes trekken daar waar nodig. Want iemand die alles maar goed en leuk vindt is ook niet veilig. Bij veiligheid hoort ook dat men weet waar grenzen liggen. Anders krijg je bijvoorbeeld jongeren die met vuurwerk naar hulpverleners gooien, om maar even iets actueels van de jaarwisseling aan te halen.
Eigenlijk is er maar één nadeel aan relatiegericht werken: de inspectie kan niet meten in welke mate de docent een band met zijn studenten heeft. Een goede sfeer in de klas is niet aantoonbaar. Hoe vaak per les er gelachen wordt is ook niet iets wat men bijhoudt. Wat we wel weten, is dat de verbinding aangaan met mensen die je iets moet onderwijzen één van de drie voorwaarden is om überhaupt tot leren te komen, naast autonomie en competentie. Alleen al daarom zal ik het komende jaar in mijn relaties blijven investeren. Het kan er alleen maar beter op worden.
Bas Mijland
Leuk artikel! Interessant om te lezen dat 2018 in het onderwijs een waardeloos jaar was. Erg interessante info over ‘straatleerlingen’ en dat het belangrijker is om een relatie te hebben dan dat ze alle leerstof tot de puntjes weten! Hele goede blog! Ga zo door!
Ik heb een hoop kunnen leren van je blog, dank je wel!