“Juf, hij heeft mij geslagen op mijn hoofd!” Nathan (4 jaar) staat voor me met tranen in zijn ogen. Hij wijst naar Pascal (5 jaar en zeker een kop groter dan Nathan). Pascal kijkt me aan. “Kom maar even bij me, dan lossen we het samen op” vertel ik Pascal. Maar Pascal wil niet komen. “Ik ben niet boos, ik wil jullie graag helpen dit probleem op te lossen”. Pascal blijft staan.
Ik richt me tot Nathan en vertel hem dat het Pascal waarschijnlijk nu niet lukt om het op te lossen, hopelijk lukt hem dat strakjes wel. Ik kijk naar zijn hoofd en deel hem mee dat hij geen bloed heeft, gelukkig maar.
Dan komt Richard (4 jaar): “Juf, Pascal heeft de telefoon uit het winkeltje afgepakt en heeft er nu twee”. Ik zie dat Pascal zich verstopt heeft onder een tafel in de spelhoek. Hij houdt 2 telefoons strak tegen zijn lijf aan. “Oh, Pascal, ik zie dat jij een telefoon te veel hebt, een telefoon is van het winkeltje, geef hem maar aan mij dan zal ik hem voor je terug brengen” zeg ik op rustige toon. Maar Pascal houdt de telefoons strak tegen zich aan gedrukt. “Nee, ik geef ze niet aan jou!” roept hij boos.
Dit vind ik altijd van die ongemakkelijke situaties. Hoe lang blijf ik volgend en waar vind ik dat ik toch even sturend moet gaan zijn. Ik geef graag veel ruimte aan kinderen en wil heel ver met ze mee gaan. Maar wanneer andere kinderen belaagd worden en agressie aanwezig is vind ik dat ik mijn ruimte in moet nemen. Veel tijd om daarover na te denken is er niet en ik merk dat de weerstand van Pascal iets doet met mijn gevoel.
“Dan moet ik toch echt even 1 telefoon van je pakken” vertel ik hem en ik voeg de daad bij het woord. “Je pakt de verkeerde telefoon! Die hoort niet bij het winkeltje!” roept hij boos. “Dat is dan even jammer, je had ook de juiste aan mij kunnen geven!” Ik draai me om en geef de telefoon aan Richard.
Boos loopt Pascal de spelhoek uit, hij roept met veel kracht wat onaardige woorden naar me en gaat in een andere hoek van het lokaal zitten. Hij is boos. Ik laat hem. Het heeft nu geen zin om met hem in gesprek te gaan. En ook ik heb even tijd nodig om deze situatie te overdenken. Heb ik hier wel gehandeld zoals ik zou willen handelen? Wat had ik anders kunnen doen? Ik heb nog geen antwoorden op die vragen.
Ik heb het met hem te doen. Dit gedrag laat hij niet voor niets zien. Achter dergelijk gedrag zit altijd een behoefte. Ik krijg er de vinger nog niet op welke behoefte daar achter zit. En misschien kom ik dat nooit te weten en misschien hoef ik dat ook niet te weten. Wat ik wel weet is dat hij iets nodig heeft om sterker te worden van binnenuit. Zodat hij zijn agressie niet meer nodig heeft om zichzelf te beschermen. Ik kan hem helpen zijn zelfvertrouwen en zijn zelfbeeld te vergroten en hem hopelijk zo weer in zijn kracht te zetten.
Nadat we opgeruimd hebben en in de kring zitten voegt Pascal zich langzaam weer bij ons. “Ah, fijn dat je weer mee wil doen” vertel ik hem. Hij gaat zitten, is zijn boosheid kwijt en doet gezellig met de rest van de groep mee.
Wanneer we bijna naar huis gaan en onze jassen aan het pakken zijn vraag ik hem of hij even bij me komt. “Weet jij dat ik jou een hele fijne jongen vind?” vraag ik hem. Verbaasd kijkt hij me aan “Nee, hoezo dan?” en hij kruipt op mijn schoot. “Omdat jij altijd vol met ideeën zit, omdat jij zo fijn andere kinderen kan helpen, omdat jij overal een oplossing voor weet, omdat jij stevige bouwwerken kunt maken, omdat jij andere kinderen complimentjes kunt geven”. Ik zie hem groeien terwijl ik hem dit vertel. “En omdat je vaak vrolijk de klas binnen komt en ik me daar dan ook vrolijk door voel”. Dan kijkt hij me vragend aan “En als ik boos ben, voel jij je dan ook boos?” Ik leg hem uit dat ik dat wel voel en dat het goed is dat we elkaar dan even met rust laten om de boze gevoelens te laten zakken. “Ja, dat hebben we gedaan en nu is ons boze gevoel weg” zegt hij.
“Heej, maar als het boze gevoel weg is en jij zo goed bent in oplossen, heb je het dan al opgelost met Nathan?” Nee, dat heeft hij nog niet gedaan. “Weet je hoe je dat zou kunnen doen?” Hij heeft dit keer geen idee. “Je zou naar hem toe kunnen gaan en zeggen: Sorry dat ik je pijn heb gedaan op je hoofd”. “Ja, dat ga ik doen!” hij springt van mijn schoot en loopt naar Nathan. Van een afstand zie ik hem zijn hand op de schouder van Nathan leggen en tegen hem praten. Er verschijnt een lach op het gezicht van Nathan en daardoor ook op die van mij.
Nicole Wouters
Juffrouw Mama