Laatst mocht ik een inspiratiebijeenkomst over ‘pedagogisch tact’ bijwonen, van Ellen Emonds. Vol inspiratie ging ik naar huis. Ik kon niet wachten tot ik de dag daarop weer mocht beginnen in mijn klasje, groep 3.
We begonnen in de kring; de verteltas. Jammer genoeg was de jongen die aan de beurt was, vergeten de verteltas weer mee naar school te nemen. Nou ja, jammer… Mijn gevoel en mijn prikkels namen het over. Ik vertelde de kinderen waar ik de avond ervoor was geweest. En ook hoe Ellen Emonds vertelde over dat elk kind zijn best doet, elk kind doet wat het kan. Vervolgens keek ik iedereen een keer aan en zei: ‘En jullie ook. De een maakt wat meer foutjes, de ander wat minder. Maar jullie doen allemaal je best, anders zouden jullie wel minder foutjes maken.’ Het werd een gesprek waarin ik mezelf openstelde en de kinderen mijn vertrouwen probeerde te geven. Het werd een gesprek waarin ik merkte dat kinderen graag hun eigen verhaal vertelden of hun vragen durfden te stellen.
Een leerling vroeg me naar mijn leeftijd. Ik vertelde bijna heel eerlijk mijn leeftijd. ‘Toen ik 28 jaar was, vond ik dat een hele fijne leeftijd. Zo’n fijne leeftijd, dat ik besloot dat ik het jaar daarop weer 28 jaar zou worden. Een jaar later werd ik 28 jaar. En het jaar daarop werd ik ook 28 jaar. Toen ik afgelopen zomer jarig was, werd ik weer 28 jaar.’ Als eerste kwamen de reacties als ‘huh’ en ‘hoe kan dat nou?’. Maar toen besloot iemand me te vragen waarom ik elke keer 28 jaar werd. Ik vertelde ze dat ik 28 jaar gewoon een hele fijne leeftijd vond en toen ik echt 28 jaar werd, leefde mijn moeder nog. Normaal gesproken ga ik niet echt met de kinderen in gesprek over mijn moeder. Ze kunnen zulke goede vragen stellen, dat ze al snel bij mijn verdriet komen. Nu liet ik het echter toe. Ze konden me van alles vragen en ik kon ze eerlijk antwoord geven. Ik liet ze toe meer over dat moeilijk stukje achter mij te weten te komen. En dat was goed.
Daarna vroeg ik de kinderen of er iemand weleens met een rotgevoel naar school kwam. Meerdere kinderen staken hun vinger op en vertelden iets. Toen was er een meisje aan de beurt. Ik noem ze Abigail. Abigail vertelde dat ze een rotgevoel had, omdat haar moeder haar tablet af had gepakt. Meteen kwam er een reactie van een jongen uit de klas: ‘Oh, dat zegt ze elke keer!!’. Ik vroeg haar of ze dit vaker vertelde. Het werd bevestigd door een aantal kinderen uit de klas, op niet zo’n leuke manier. Haar schouders gingen hangen. Ik kon me herinneren dat ze me dit inderdaad eerder ook heeft verteld, maar ik ben er toen niet verder op ingegaan. Hierop zei ik: ‘Misschien zegt ze het wel elke keer, omdat ze het gevoel heeft dat er niet naar haar geluisterd wordt.’ Haar hoofdje ging weer iets omhoog en de andere kinderen dachten na over mijn opmerking. Hierna hebben we geluisterd naar Abigail en hebben we met z’n allen nagedacht over hoe ze het probleem de volgende keer op kon lossen.
Toen ontstond er wat geroezemoes. Hoe langer ik niks ondernam, hoe meer kinderen dit overnamen. Ik besloot om even achterover te gaan zitten en te kijken wat er zou gaan gebeuren. Bijna iedereen deed inmiddels mee, op zijn eigen manier. 2 Jongens die regelmatig door de klas roepen, wilden nu juist dat het stil werd. Ze vonden het heel vervelend dat er zo’n onrust in de kring was. Ze riepen ook allebei: ‘En nu allemaal stil zijn!’. Een paar kinderen die normaal wel aanwezig zijn, maar er niet echt doorheen praten stonden nu juist op. Ze sprongen in de lucht en probeerden op een grappige manier over te nemen wat de eerstgenoemde 2 jongens zeiden. Dit werd ook overgenomen door een meisje dat niet zoveel in een grote groep vertelt, omdat ze nog niet zo lang in Nederland is en de taal niet beheerst. Een paar kinderen bleven gezellig met elkaar kletsen. Weer een ander meisje dat normaal gesproken heel erg in mijn beeld blijft, trok zich nu tevreden terug. Ze ging achterover zitten en dacht: ‘Wat fijn dat de juf nu eens niet op mij let’. Een aantal kinderen probeerden hun klasgenootjes stil te krijgen door hun vinger voor hun mond te houden en ‘ssssssssstt’ te roepen. Hier bleven ze echter mee doorgaan, terwijl de andere kinderen al stil waren. Daar werd weer op gereageerd door een jongen die niet bang is om iets te zeggen, maar die het graag aan anderen overlaat. Hij observeerde de groep een tijdje om vervolgens te reageren: ‘als jullie nou eens stoppen met ‘ssssstt’ roepen, dan kan het pas echt stil zijn’. Daar had hij ontzettend gelijk in. Toen bleef er nog een meisje over. Ze werd bang. Ze keek angstig om zich heen. Ik heb iedereen verteld wat ik van ze gezien heb. Ze vertelden mij waarom ze zo reageerden. Alleen dat ene meisje vond het nog steeds eng. Ze durfde nog net in mijn oor te fluisteren hoe ze zich voelde: ‘bang’. En dat begreep haar klasgenootjes gelukkig ook.
Het was weer tijd om verder te gaan met het geplande programma. Ze waren er klaar voor. Maar eerst kreeg ik nog verschillende knuffels, ook van kinderen die eerder niet zo makkelijk naar me toe kwamen. En Abigail, die heb ik na 2 minuten toch echt van me los moeten maken. Maar wat was dat een goed en fijn gesprek. Ik verheug me op de volgende keer.
Betty Boztay-Meeuwesen
5 november 2016
Wat een mooi praktijkvoorbeeld van een directe opbrengst in de klas n.a.v. een inspiratiemoment. Het maakt mij blij om te lezen wat een bijzondere ontwikkeling jij aan het doormaken bent op De Lochtenbergh. Heel veel dank voor dit prachtige Onderwijskoppen-verhaal.
Prachtig!